-
1 exchange
n. ruil, uitwisseling; beurs--------v. wisselen, uitwisselen, verwisselenexchange1[ ikstsjeendzj]1 ruil ⇒ (uit)wisseling, woorden/gedachtewisseling♦voorbeelden:5 win/lose the exchange • een kwaliteit winnen/verliezen♦voorbeelden:————————exchange2〈 werkwoord〉1 ruilen ⇒ uitwisselen, verwisselen♦voorbeelden:I would like to exchange it for a smaller one • ik zou het graag voor een kleinere willen ruilen -
2 I would like to exchange it for a smaller one
I would like to exchange it for a smaller oneEnglish-Dutch dictionary > I would like to exchange it for a smaller one
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский